ECLI:NL:CRVB:2016:4358
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van Ziektewet-uitkering op basis van no-riskpolis bij werkneemster die voor het einde van de wachttijd in dienst is getreden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de weigering van een Ziektewet-uitkering aan een werkneemster die zich ziek meldde terwijl zij in dienst was van appellante. De werkneemster had zich op 7 december 2011 ziek gemeld en was op 19 november 2013 als uitzendkracht gaan werken bij appellante. Het Uwv had vastgesteld dat de werkneemster met ingang van 24 maart 2014 geen recht had op een Ziektewet-uitkering, omdat de no-riskpolis van artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing was. Appellante stelde dat het beoordelingsmoment voor de no-riskpolis lag op de eerste dag van de periode van dertien weken voorafgaand aan het einde van de wachttijd, maar de Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat de no-riskpolis niet van toepassing was, omdat de werkneemster voor het einde van de wachttijd in dienst was getreden. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen grond was om het standpunt van het Uwv voor onjuist te houden. De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder de no-riskpolis kan worden toegepast en de noodzaak van een dienstbetrekking bij een werkgever binnen vijf jaar na het bereiken van het einde van de wachttijd.