ECLI:NL:CRVB:2016:4344

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
15 november 2016
Zaaknummer
15/4663 MPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek inzake militair invaliditeitspensioen en de toepassing van artikel 8:119 Awb

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2016 uitspraak gedaan op een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 30 april 2015. De verzoeker, die een militair invaliditeitspensioen aanvroeg, stelde dat hem dit pensioen ten onrechte niet was toegekend. De Raad had eerder geoordeeld dat verzoeker niet in aanmerking kwam voor een bijzondere invaliditeitsverhoging, omdat er geen pensioen was toegekend. Verzoeker heeft in zijn herzieningsverzoek betoogd dat er wel degelijk een pensioen was toegekend en heeft zich beroepen op informatie van de ABP-website.

De Raad heeft overwogen dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak slechts kan worden herzien op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die niet eerder bekend waren. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid heeft aangedragen die tot een andere uitspraak zou hebben geleid. De stelling van verzoeker dat documenten bij zijn overleden advocaat waren, waardoor hij geen toegang had tot deze documenten, werd niet als nieuw feit erkend, aangezien het om documenten van verzoeker zelf ging.

De Raad heeft het verzoek om herziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 november 2016.

Uitspraak

15/4663 MPW
Datum uitspraak: 3 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 30 april 2015, 14/6665 MPW
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)
de Minister van Defensie (minister)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft bij brief van 15 mei 2015 verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad van 30 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1444.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 22 september 2016. Verzoeker is verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.R.C. Adang.

OVERWEGINGEN

1. Bij de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd heeft de Raad de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 24 november 2014, 14/977, bevestigd. Overwogen is dat aan verzoeker nimmer een militair invaliditeitspensioen als bedoeld in artikel 7 van het Besluit aanvullende arbeidsongeschiktheids- en invaliditeitsvoorzieningen militairen is toegekend. Hij is dus terecht niet in aanmerking gebracht voor een bijzondere invaliditeitsverhoging.
2. Verzoeker heeft bij zijn herzieningsverzoek betoogd dat hem wel degelijk een militair invaliditeitspensioen is toegekend. Verder heeft hij zich onder meer opnieuw beroepen op informatie op de website van het ABP.
3. De Raad oordeelt als volgt.
3.1.
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de Raad op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn; en
c. waren zij bij de Raad eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Het is vaste rechtspraak van de Raad (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 juni 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2180) dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet is gegeven om een hernieuwde discussie over de betrokken zaak te voeren en evenmin om een discussie over de juistheid van de betrokken uitspraak te openen.
3.3.
Verzoeker heeft geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid, zoals bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, naar voren gebracht. Zijn stelling dat een of meer van de bij zijn herzieningsverzoek gevoegde documenten zich ten tijde van de behandeling van zijn hoger beroep in 2015 bij zijn toentertijd zojuist overleden advocaat bevonden, als gevolg waarvan hij toen geen toegang tot die documenten zegt te hebben gehad, maakt dat niet anders. Het gaat daarbij immers om van verzoeker zelf afkomstige documenten.
3.4.
Het verzoek om herziening moet dus worden afgewezen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en C.H. Bangma en
M.T. Boerlage als leden, in tegenwoordigheid van M.S. Boomhouwer als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 november 2016.
(getekend) B.J. van de Griend
De griffier is verhinderd te ondertekenen.

HD