ECLI:NL:CRVB:2016:4298

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 november 2016
Publicatiedatum
10 november 2016
Zaaknummer
16/2438 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herzieningsverzoek inzake bevordering binnen het Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP

Op 10 november 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad. Het verzoek werd ingediend door vier verzoekers, die allen werkzaam zijn binnen de politie, en was gericht op de herziening van de uitspraak van de Raad van 14 januari 2016. In die eerdere uitspraak was beslist op de hoger beroepen van de verzoekers en de incidentele hoger beroepen van de korpschef van politie tegen uitspraken van de rechtbank Overijssel. De Raad had die uitspraken bevestigd, waardoor de afwijzende beslissingen op de verzoeken van de verzoekers om bevordering naar de functie van senior Gebiedsgebonden Politie in rechte onaantastbaar werden.

De verzoekers stelden dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die aanleiding gaven voor herziening, maar de Raad oordeelde dat deze stellingen niet opgingen. De Raad benadrukte dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de uitspraak, tenzij er daadwerkelijk nieuwe feiten of omstandigheden zijn die niet eerder bekend waren. De argumenten van de verzoekers werden als onvoldoende onderbouwd beschouwd, en de Raad ging niet in op hun beroep op de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, omdat hier geen nadere onderbouwing voor was gegeven.

Uiteindelijk werd het verzoek om herziening afgewezen, en de Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met E.J.M. Heijs als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

16/2438 AW, 16/2439 AW, 16/2440 AW, 16/2441 AW
Datum uitspraak: 10 november 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de gerectificeerde uitspraak van de Raad van
14 januari 2016, 15/48-G e.v. (uitspraak van de Raad)
Partijen:
[verzoeker 1] , [verzoeker 2] en [verzoeker 3] , te [woonplaats 1] , en [verzoeker 4] , te [woonplaats 2] (verzoekers)
de korpschef van politie (korpschef)
PROCESVERLOOP
Namens verzoekers heeft S.A.J.T. Hoogendoorn verzocht om herziening van de uitspraak van de Raad (ECLI:NL:CRVB:2016:1378).
Namens de korpschef heeft mr. A.M.A.C. Theunissen een verweerschrift ingediend.
Verzoekers hebben op het verweerschrift gereageerd en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2016. Namens verzoekers is Hoogendoorn verschenen. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. Theunissen.

OVERWEGINGEN

1. Bij de uitspraak van de Raad is beslist op de hoger beroepen van verzoekers en de incidentele hoger beroepen van de korpschef tegen de uitspraken van de rechtbank Overijssel van 24 november 2014, 14/63, 14/64, 14/65 en 14/66. De Raad heeft die uitspraken bevestigd. Daarmee zijn de afwijzende beslissingen op de verzoeken van verzoekers om in het kader van het ‘Loopbaanbeleid van assistent A tot en met senior binnen de GGP’ te worden bevorderd naar de functie van senior Gebiedsgebonden Politie in rechte onaantastbaar geworden.
2. Verzoekers hebben op de hierna te bespreken gronden verzocht om herziening van de gerectificeerde uitspraak.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad (zie onder meer de uitspraak van 4 februari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:421) is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als bedoeld in
artikel 8:119 van de Awb, een hernieuwde discussie over de betrokken uitspraak te openen.
3.3.
De stelling van verzoekers dat de Raad bij zijn oordeel (opzettelijk) is uitgegaan van een standpunt dat door de korpschef ter zitting zou zijn ingenomen, terwijl dat volgens hen helemaal niet het geval is en de Raad hierdoor een foutieve uitspraak heeft gedaan, is er in wezen op gericht een hernieuwde discussie over de uitspraak van de Raad te openen en slaagt daarom niet. Verzoekers hebben verder gesteld dat een (strikte) toetsing aan artikel 8:119 van
de Awb in dit geval in strijd zou komen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De Raad gaat, bij gebreke van een nadere onderbouwing ervan, aan die stelling voorbij.
3.4.
Het beroep van verzoekers op de geanonimiseerde uitspraken van de rechtbank Overijssel van 16 en 19 augustus 2013, een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 18 februari 2014 in de zaak K en de verklaringen van H, vdB en O van onderscheidenlijk 6 april 2016,
7 april 2016 en 23 juni 2016 slaagt evenmin. Deze uitspraken en verklaringen behelzen geen nieuwe feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, maar zijn een nadere onderbouwing van het reeds ten tijde van de behandeling van de hoger beroepen door verzoekers ingenomen standpunt dat sprake was van een wijziging van de vaste gedragslijn van de korpschef in die zin dat thans een ‘goede’ beoordeling in combinatie met een positief advies over de verwachte geschiktheid tot het voldoen aan de criteria voor bevordering zou leiden. Dat verzoekers zich niet kunnen verenigen met het oordeel en de motivering ter zake door de Raad, kan, gelet op wat in 3.2 is overwogen, niet tot herziening van de uitspraak van de Raad leiden.
3.5.
Uit 3.1 tot en met 3.4 volgt dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
4. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs als voorzitter en M.T. Boerlage en H. Lagas als leden, in tegenwoordigheid van L.L. van den IJssel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 november 2016.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) L.L. van den IJssel

HD