ECLI:NL:CRVB:2016:3879
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de kostendelersnorm bij bijstandsverlening aan een appellante die samenwoont met haar zoon
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante ontving een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) op basis van de Participatiewet, terwijl zij samenwoonde met haar meerderjarige zoon. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had de AIO-aanvulling van appellante beëindigd op grond van de kostendelersnorm, die per 1 januari 2015 was ingevoerd. Deze norm houdt in dat als een belanghebbende met meerderjarige personen in dezelfde woning woont, de bijstandsverlening kan worden verlaagd. De appellante stelde dat haar zoon op basis van een overeenkomst een vergoeding betaalde voor het medegebruik van de woning, maar de Raad oordeelde dat bloedverwantschap in de eerste graad betekent dat de uitzonderingssituatie voor een zakelijke huurovereenkomst niet van toepassing is. De Raad bevestigde dat er geen ruimte is om op basis van redelijkheid en billijkheid af te wijken van de dwingendrechtelijke toepassing van de kostendelersnorm. De uitspraak van de rechtbank werd dan ook bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.