Uitspraak
OVERWEGINGEN
11 mei 2011 als uitzendkracht in dienst van appellante gewerkt bij inlener [naam inlener] te [plaatsnaam] voor 40 uur per week in de functie van monteur rolcontainers. Als gevolg van schouderklachten is werknemer op 29 juli 2011 uitgevallen uit deze functie. Na hervatting van zijn werkzaamheden op 8 augustus 2011 is hij opnieuw op 2 september 2011 uitgevallen.
28 augustus 2013, vervolgens op 25 juni 2013 telefonisch contact opgenomen met de contactpersoon van appellante, die door werknemer was opgegeven in zijn aanvraag. Omdat deze contactpersoon niet meer werkzaam bleek te zijn bij appellante, heeft de arbeidsdeskundige met een brief van 25 juni 2013 en een e-mail van dezelfde datum gevraagd waarom het tweede spoor pas in mei 2013 is opgestart, terwijl daartoe al veel eerder was geadviseerd in verschillende op verzoek van appellante uitgebrachte arbeidskundige rapporten. De arbeidsdeskundige heeft appellante verzocht uiterlijk 28 juni 2013 schriftelijk re reageren, waarbij hij er met klem op heeft gewezen dat het niet tijdig reageren op het verzoek zal leiden tot het opleggen van een zogenoemde loonsanctie.
e-mail van 25 juni 2013 is verzocht om aanvullende informatie, maar dat geen reactie is ontvangen en dat appellante daarvoor ook geen geldige reden heeft opgegeven. Het Uwv heeft geconcludeerd dat de WIA-aanvraag van werknemer niet inhoudelijk kan worden beoordeeld. Daarom wordt de verplichting van appellante om het loon van werknemer door te betalen verlengd tot 28 augustus 2014. In het besluit is vermeld dat na ontvangst van de gevraagde informatie zal worden beoordeeld of het re-integratieverslag compleet is en of appellante voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Als alles in orde is, zal de verplichting tot loondoorbetaling worden bekort tot zes weken na de betreffende beslissing.
re-integreren en dat appellante daarvoor geen deugdelijke grond heeft. Appellante moet het inmiddels gestarte tweede spoor afronden en daarnaast actief naar passend werk blijven zoeken in het eerste spoor.
29 augustus 2013 is de grondslag van de loonsanctie gewijzigd en de administratieve loonsanctie als inhoudelijke loonsanctie voortgezet. Het Uwv heeft zijn besluitvorming in zoverre gecorrigeerd dat 29 juli 2011 als eerste arbeidsongeschiktheidsdag van werknemer is aangemerkt en de einddatum van de loonsanctie is vastgesteld op 18 augustus 2014 in plaats van 28 augustus 2014.
4 juli 2013 een administratieve loonsanctie heeft opgelegd. Appellante had op dat moment alle voor het indienen van de WIA-aanvraag vereiste gegevens bij het Uwv ingediend. Bovendien heeft volgens appellante het Uwv het besluit van 4 juli 2013 ter zitting bij de rechtbank ingetrokken. Zij heeft daartoe verwezen naar de zittingsaantekeningen van
11 juni 2014 en naar de aangevallen uitspraak. In de tweede plaats heeft appellante aangevoerd dat werknemer veel eerder dan op 29 juli 2011 arbeidsongeschikt is geworden. Dat is door het Uwv onvoldoende onderzocht, maar heeft gevolgen voor de periode waarover appellante verplicht is om het loon door te betalen aan werknemer en voor haar premieverplichtingen, omdat inmiddels aan werknemer een WGA-uitkering is toegekend.
4 juli 2013 is volgens het Uwv terecht een administratieve loonsanctie opgelegd omdat de vraag van de arbeidsdeskundige over de re-integratie-inspanningen door appellante nog niet was beantwoord. Van een intrekking ter zitting van het besluit van 4 juli 2013 is geen sprake geweest. Volgens het Uwv is slechts de grondslag van de loonsanctie door het besluit van
29 augustus 2013 gewijzigd van een administratieve tekortkoming naar een inhoudelijke tekortkoming. Voor het aannemen van een eerdere arbeidsongeschiktheidsdag dan
29 juli 2011 ziet het Uwv geen grond, onder meer niet omdat werknemer voorafgaand aan die datum gedurende een periode van twaalf weken in zijn functie voor appellante heeft gewerkt.
29 augustus 2013 “overeenkomstig heeft gewijzigd”. De rechtbank heeft vervolgens onder 9 van de aangevallen uitspraak een oordeel gegeven over de (inhoudelijke) loonsanctie. Ook uit de zittingsaantekeningen van de rechtbank kan niet met stelligheid worden geconcludeerd dat het Uwv het besluit van 4 juli 2013 heeft ingetrokken. Nu intrekking van dat besluit ook niet strookt met het loonsanctiesysteem – zie hierna in 4.7 – en met de bewoordingen van het bestreden besluit waarin is vermeld dat “de beslissing van 4 juli 2013 in die zin wijzigt”, slaagt deze beroepsgrond niet.
re-integratie-inspanningen. Daarin is neergelegd welke inspanningen van de werkgever en de werknemer worden verwacht en hoe (de resultaten van) deze inspanningen door het Uwv worden getoetst. Op grond van de Beleidsregels maakt het Uwv een onderscheid tussen administratieve tekortkomingen van de werkgever en tekortkomingen van inhoudelijke aard.
re-integratieverslag aanwezig zijn. Die stukken vormen de basis voor de beoordeling van de re-integratie-inspanningen. Is het verslag niet volledig, dan is sprake van een administratieve tekortkoming die de werkgever moet herstellen. Als de tekortkoming aan de werkgever ligt, stelt het UWV de werkgever eerst in staat de ontbrekende gegevens binnen één week aan te vullen. In veel gevallen zal het re-integratieverslag dan wel compleet zijn en kan de inhoudelijke beoordeling plaatsvinden. Het is echter ook mogelijk dat de werkgever de gevraagde gegevens niet levert. In dat geval legt het UWV de werkgever een loonsanctie op. In de loonsanctiebeslissing wordt duidelijk aangegeven welke stukken ontbreken. (…)”
18 november 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:5007, heeft de Raad geoordeeld over de vraag wanneer het stadium is gepasseerd dat aan een werkgever een administratieve loonsanctie kan worden opgelegd. In die gevallen betrof dat het moment dat was vastgesteld dat het Uwv over alle benodigde documenten beschikte en dat het Uwv dit schriftelijk aan de werkgever had bevestigd. Geoordeeld is dat vanaf dat moment het Uwv niet langer een administratieve loonsanctie kon opleggen, maar alleen nog een inhoudelijke loonsanctie na beoordeling van de betreffende stukken.
re-integratieverslag van …(werknemer) is het mij nog niet mogelijk een weloverwogen oordeel te vellen over uw re-integratie-inspanningen. Om alsnog tot een goede beoordeling te komen heb ik nog onderstaande vragen/vraag”
re-integratieverslag en de werkwijze van de arbeidsdeskundige blijkt, behelst de vraag van
25 juni 2013 aan appellante een vraag, nadat is vastgesteld dat het re-integratieverslag compleet is. Ook uit het besluit van 4 juli 2013 blijkt op geen enkele wijze dat het Uwv van oordeel was dat de WIA-aanvraag waar het betrof de voorgeschreven formulieren en het invullen daarvan, onvolledig was.
29 augustus 2013 een loonsanctie heeft opgelegd. Nu niet in geschil is – zie hiervoor in 4.2 – dat dit besluit is genomen na afloop van de wachttijd, volgt uit artikel 25, elfde lid, van de Wet WIA dat het Uwv ten onrechte een loonsanctie heeft opgelegd en dat de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ten onrechte heeft bepaald dat appellante aan werknemer loon moet doorbetalen tot 8 juli 2014. Gegeven dit oordeel behoeft de beroepsgrond over een eerdere arbeidsongeschiktheidsdag dan 29 juli 2011 geen nadere bespreking.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover daarbij is bepaald dat die uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- herroept het besluit van 4 juli 2013 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 21 januari 2014;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante in hoger beroep tot een bedrag van
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het betaalde griffierecht in hoger beroep van € 493,-vergoedt.
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 september 2016.