ECLI:NL:CRVB:2016:3309
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake onverschuldigde betaling van bezoldiging en ZW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante, die tijdelijk in dienst was bij de Universiteit Utrecht, ontving naast haar bezoldiging ook een ZW-uitkering. Het college van bestuur van de Universiteit Utrecht vorderde een bedrag van € 19.199,99 terug van de appellante, omdat zij volgens het college onverschuldigd was betaald. De rechtbank had het beroep van de appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.
De Raad oordeelde dat de appellante redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij te veel bezoldiging ontving, omdat de ZW-uitkering niet in mindering was gebracht op haar bezoldiging. De Raad bevestigde de overwegingen van de rechtbank en stelde vast dat de minister bevoegd was om tot terugvordering over te gaan op basis van de Ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregeling Nederlandse Universiteiten (ZANU). De Raad benadrukte dat van ambtenaren een aanzienlijke mate van oplettendheid mag worden verwacht bij het controleren van hun afrekeningen en specificaties.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met B.J. van de Griend als voorzitter en E.J.M. Heijs en H. Lagas als leden, in aanwezigheid van griffier L.V. van Donk.