ECLI:NL:CRVB:2016:3097

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 augustus 2016
Publicatiedatum
17 augustus 2016
Zaaknummer
15/7801 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens niet-tijdige indiening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het beroep van betrokkene, die in hoger beroep ging tegen de beëindiging van zijn Ziektewet-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Betrokkene had zich ziek gemeld op 15 oktober 2013 en ontving een ZW-uitkering, die op 6 oktober 2014 door appellant werd beëindigd. Betrokkene maakte bezwaar tegen dit besluit, maar zijn bezwaar werd ongegrond verklaard. Het beroep bij de rechtbank werd pas op 27 maart 2015 ontvangen, terwijl de beroepstermijn op 11 februari 2015 begon. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, maar appellant ging in hoger beroep. In hoger beroep werd vastgesteld dat betrokkene niet had betwist dat hij het besluit niet tijdig had ontvangen. De Raad concludeerde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas op 26 maart 2015 ter post was bezorgd. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om te concluderen dat betrokkene in verzuim was geweest en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

15/7801 ZW
Datum uitspraak: 17 augustus 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van
16 oktober 2015, 15/659 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2016. Appellant is verschenen, vertegenwoordigd door drs. H. ten Brinke. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote [echtgenote] .

OVERWEGINGEN

1.1.
Betrokkene was met ingang van 1 april 2013 in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Op 15 oktober 2013 heeft betrokkene zich ziek gemeld en is hij in aanmerking gebracht voor een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Bij besluit van 6 oktober 2014 heeft appellant de ZW-uitkering vanaf 15 november 2014 beëindigd.
1.2.
Betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 6 oktober 2014. Bij beslissing op bezwaar van 10 februari 2015 (bestreden besluit) heeft appellant dat bezwaar ongegrond verklaard en het eerdere standpunt gehandhaafd.
2. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat het beroep eerst op 27 maart 2015 door de rechtbank is ontvangen en dat uit de poststempel op de envelop blijkt dat het beroepschrift op
26 maart 2015 ter post is bezorgd. Uitgaande van de aanvang van de beroepstermijn op
11 februari 2015 zou het beroep niet tijdig zijn ingediend. Nu echter onvoldoende is komen vast te staan dat het bestreden besluit daadwerkelijk op 10 februari 2015 door appellant naar betrokkene is verzonden, is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden het voordeel van de twijfel aan betrokkene toekomt. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het onderzoek van appellant ten aanzien van het beëindigen van de ZW-uitkering onvoldoende zorgvuldig is geweest, om welke reden de rechtbank het beroep gegrond heeft verklaard, het bestreden besluit heeft vernietigd en appellant heeft opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de aangevallen uitspraak.
3. Appellant heeft er in hoger beroep op gewezen dat betrokkene niet heeft bestreden dat hij gesteld besluit niet of niet tijdig heeft ontvangen. Onder verwijzing naar de uitspraken van de Raad van 7 juni 2005 en 13 maart 2015 (ECLI:NL:CRVB:2005:AT7061 en ECLI:NL:CRVB:2015:780) stelt appellant dat nu de ontvangst niet is betwist ook de juiste verzending voldoende aannemelijk is gemaakt. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 6 augustus 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:2676) is de beroepstermijn volgens appellant gaan lopen op 11 februari 2015. Betrokkene heeft het beroepschrift gedateerd op
20 maart 2015, wat nog binnen de termijn van zes weken na 10 februari 2015 is. Nu het risico van (vertraagde) verzending bij de verzender ligt, dient het feit dat PostNL zijn beroepschrift pas heeft gestempeld op 26 maart 2015 voor zijn risico te komen.
4. Betrokkene heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Hij heeft ter zitting toegelicht dat veel tijd is verstreken met het vergaren van medische informatie ten behoeve van zijn beroep en dat deze schriftelijke informatie pas tegen het einde van de termijn beschikbaar is gekomen. De betreffende schriftelijke stukken zijn vervolgens bij het beroep in één envelop gevoegd, welke envelop is afgewogen, gefrankeerd en ingenomen bij het lokale postagentschap.
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
5.1.
Voor de van toepassing zijnde wettelijke bepalingen wordt verwezen naar overweging 4.2 van de aangevallen uitspraak.
5.2.
Betrokkene heeft de ontvangst van het bestreden besluit niet bestreden, noch heeft hij gesteld dat het bestreden onredelijk laat door hem is ontvangen. Ter zitting heeft betrokkene nog toegelicht dat hij wist dat hij binnen de beroepstermijn moest reageren. Er is daarom geen aanleiding om te concluderen dat het bestreden besluit niet op de juiste wijze is bekend gemaakt of dat het niet zou zijn verzonden op 10 februari 2015. Dat betekent dat de beroepstermijn van 6 weken is gaan lopen op 11 februari 2015 en dat deze eindigde op
24 maart 2015.
5.3.
Het beroep is gedateerd 20 maart 2015, maar is volgens het datumstempel op de envelop op 26 maart 2015 ter post bezorgd. Dat is in overeenstemming met de ontvangst van het beroep bij de rechtbank, die op 27 maart 2015 heeft plaatsgevonden. Enige indicatie dat het beroepschrift op een eerder moment dan 26 maart 2015 ter post is aangeboden, is in de stukken niet terug te vinden. Het beroepschrift is daarom niet tijdig ingediend.
5.4.
Zoals in 5.2 reeds aangehaald, was betrokkene zich er van bewust dat de beroepstermijn liep, en dat hij binnen die termijn beroep moest instellen. Zoals hij zelf ter zitting ook heeft toegelicht was hij zich er van bewust dat hij met het opvragen van de medische informatie haast moest maken omdat het einde van de beroepstermijn naderde. In de door betrokkene gegeven beschrijving van de gang van zaken rond de indiening van het beroep is daarom geen aanleiding gelegen om te concluderen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat betrokkene in verzuim is geweest.
5.5.
Het hoger beroep slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Doende wat de rechtbank had behoren te doen, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door H.G. Rottier als voorzitter en J.S. van der Kolk en
F.M.S. Requisizione als leden, in tegenwoordigheid van N. Veenstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2016.
(getekend) H.G. Rottier
(getekend) N. Veenstra

SS