Op 12 augustus 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 13/6155 AOW-R. Deze uitspraak betreft een rectificatie van een eerdere uitspraak van de Raad van 6 juni 2016, waarin een kennelijke fout was vastgesteld. De fout betrof een verkeerde weergave van de beslissing in de eerdere uitspraak. De Raad heeft beide partijen, waaronder de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) en de appellante, in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de voorgestelde rectificatie, maar beide partijen hebben geen reactie gegeven.
In de rectificatie heeft de Raad de eerdere uitspraak gewijzigd. De nieuwe beslissing houdt in dat de aangevallen uitspraak, met uitzondering van de beslissingen over de vergoeding van proceskosten en griffierecht, wordt vernietigd. Het beroep tegen het besluit van 12 oktober 2012 is gegrond verklaard, en de Svb is opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de appellante, met inachtneming van de rectificatie. Tevens is bepaald dat de Svb het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 118,- aan de appellante vergoedt en dat de Svb in de kosten van de appellante tot een bedrag van € 1.240,- wordt veroordeeld.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met M.M. van der Kade als voorzitter, en H.J. Simon en E.E.V. Lenos als leden. De griffier van de zitting was M.D.F. de Moor. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 augustus 2016.