Uitspraak
OVERWEGINGEN
21 november 2013 een WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%. Het Uwv heeft ook vastgesteld dat werkgeefster voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Betrokkene heeft tegen het besluit van 29 oktober 2013 bezwaar gemaakt. Daarbij heeft zij zich op het standpunt gesteld dat haar beperkingen zijn onderschat. Tevens heeft zij te kennen gegeven dat zij het niet eens is met de vaststelling van het Uwv dat werkgeefster voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Bij besluit van 2 april 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 26 maart 2014 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 31 maart 2014.
re-integratie-inspanningen voldoende zijn geweest, wordt door het Uwv altijd ambtshalve beoordeeld en het is allang standaardpraktijk dat de daarover genomen beslissing is opgenomen in de brief met het primaire besluit op de WIA-aanvraag.
29 oktober 2013 aan betrokkene twee beslissingen kenbaar zijn gemaakt. Onder het kopje “beslissing over uw uitkering” heeft het Uwv vastgesteld dat voor betrokkene recht op een WGA-uitkering is ontstaan en onder het kopje “beslissing over verplichting loon door te betalen” staat vermeld:
re-integratie. Daarom stopt na de wachttijd van zijn verplichting om bij ziekte uw loon door te betalen. Uw wachttijd is twee jaar (104 weken) en duurt tot en met
re-integratieverplichtingen kan herstellen. Het hier bedoelde tijdvak is ten hoogste 52 weken.
re-integratie-inspanningen heeft verricht.
24 oktober 2011 heeft ziek gemeld met burn-out klachten. Vanaf januari 2012 heeft zij geleidelijk aan hervat en vanaf mei 2012 heeft zij haar werkuren opgebouwd tot het volledige aantal uren. Eind augustus 2012 is betrokkene weer volledig uitgevallen als gevolg van spanningen op het werk. In september 2012 heeft betrokkene een paniekaanval gekregen en is vervolgens definitief arbeidsongeschikt geraakt. Betrokkene is daarna opgenomen geweest in een klooster en eind november heeft de behandelend psychiater het advies aan de bedrijfsarts gegeven om betrokkene voorlopig niet te benaderen en haar met rust te laten. De bedrijfsarts heeft nadien de behandelaars regelmatig geconsulteerd. Op 16 augustus 2013 heeft psychiater R. Deriks te kennen gegeven dat druk vanuit de werksituatie nog steeds niet wenselijk is. Uit de stukken van de bedrijfsarts blijkt dat deze regelmatig contact heeft gehad met betrokkene. Het standpunt van betrokkene dat werkgeefster te verwijten valt dat zij tekortgeschoten is in haar re-integratieverplichting door onvoldoende en inadequate begeleiding in het eerste spoor, wordt dan ook niet gevolgd. Werkgeefster heeft zowel in de periode voor de volledige uitval in september 2012 als daarna geheel in overeenstemming met de adviezen van de bedrijfsarts gehandeld, die op zijn beurt weer is afgegaan op de adviezen van de behandelend psychiater. Gelet op het beloop van betrokkenes gezondheidsontwikkeling en de daarbij ondernomen re-integratie-acties heeft het Uwv terecht geen aanleiding gezien de re-integratie-inspanningen als onvoldoende te beoordelen.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij niet is beslist op het beroep tegen het niet opleggen van een loonsanctie;
- verklaart het beroep, voor zover dat ziet op het niet opleggen van een loonsanctie ongegrond;
- bevestigt de aangevallen uitspraak voor het overige;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
A.T. de Kwaasteniet als leden, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2016.