Uitspraak
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van het militair invaliditeitspensioen van een appellant die lijdt aan een chronische posttraumatische stressstoornis (PTSS), depressie en paniekstoornis. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de herziening van het pensioen naar een mate van invaliditeit van 46,25% onterecht is. De Raad stelt dat de rapportage van psychiater-psychotherapeut J.M.V. Mulder, die een invaliditeit van 62% concludeert, niet geheel genegeerd kan worden, ondanks dat deze niet volledig voldoet aan de uitvoeringsrichtlijnen van het PTSS Protocol. De Raad komt tot de conclusie dat de mate van invaliditeit met dienstverband per 1 september 2013 op 50% moet worden vastgesteld, uitgaande van een score van 3 voor slapen en 2 voor seksuele functie. De rechtbank had eerder de invaliditeit vastgesteld op 55,42%, maar de Raad vernietigt deze uitspraak gedeeltelijk. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd voor het overige, en er wordt geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, aangezien het hoger beroep deels gegrond is.