ECLI:NL:CRVB:2015:371
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R. Kooper
- B.J. van de Griend
- D.A.C. Slump
- Rechtspraak.nl
Herziening van het militair invaliditeitspensioen en de beoordeling van PTSS gerelateerde beperkingen
In deze zaak gaat het om de herziening van het militair invaliditeitspensioen van appellant, die lijdt aan een chronische posttraumatische stress-stoornis (PTSS) als gevolg van zijn militaire dienst. Appellant, geboren in 1958, was van maart tot augustus 1979 uitgezonden naar Libanon. In 2008 werd hem een invaliditeitspensioen toegekend op basis van een mate van invaliditeit van 30%. Na een herbeoordeling in 2010 werd deze mate verlaagd naar 25%. Appellant ging hiertegen in beroep, wat leidde tot een uitspraak van de rechtbank die het besluit van de minister vernietigde en de minister opdroeg een nieuw besluit te nemen.
De minister liet appellant onderzoeken door psychiater prof. dr. H.J.C. van Marle, die concludeerde dat de situatie van appellant niet voldeed aan de criteria voor klasse 3 van het PTSS Protocol, omdat hij geen slaapmedicatie gebruikte. Appellant betwistte deze indeling en stelde dat zijn slaapproblemen ernstig genoeg waren om in klasse 3 ingedeeld te worden, ondanks het ontbreken van medicatie. De Raad oordeelde dat de uitleg van klasse 3 niet zo strikt moest zijn en dat de omstandigheden van appellant, die drie dagen of meer per week slaapproblemen ondervond, in aanmerking moesten worden genomen.
Wat betreft de seksuele functie, werd appellant ingedeeld in klasse 0, omdat er geen specifieke behandeling voor deze problemen had plaatsgevonden. De Raad oordeelde dat deze indeling in stand kon blijven, omdat de seksuele problemen voortkwamen uit de algehele vermoeidheid door de PTSS en niet als een afzonderlijk probleem waren behandeld. Uiteindelijk vernietigde de Raad de eerdere uitspraak en herstelde de mate van invaliditeit met dienstverband op 35%, met een veroordeling van de minister in de proceskosten van appellant.