ECLI:NL:CRVB:2016:2867

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
14/5404 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van reiskosten voor behandeling van geneesmiddelenverslaving in religieus behandelcentrum

Op 28 juli 2016 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van een appellant die verzocht om vergoeding van reiskosten voor behandeling van zijn geneesmiddelenverslaving in het Chabad Treatment Centre te Los Angeles. De appellant, van Joodse afkomst, had eerder vergoedingen ontvangen voor behandelingen in andere klinieken, maar zijn verzoek om reiskostenvergoeding werd afgewezen. De Raad oordeelde dat de appellant, hoewel hij om religieuze redenen koosjer voedsel eet, niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet bij een dichterbij gelegen behandelcentrum terecht kon. De Raad benadrukte dat de voorkeur voor een religieus behandelcentrum een persoonlijke keuze is en niet medisch noodzakelijk. De Raad concludeerde dat de reiskosten niet proportioneel waren en dat er voldoende alternatieven beschikbaar waren dichter bij de woonplaats van de appellant. De uitspraak bevestigde dat het bestreden besluit van de Sociale verzekeringsbank deugdelijk was voorbereid en gemotiveerd, en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

14/5404 WUV
Datum uitspraak: 28 juli 2016
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] Verenigde Staten, (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (verweerder)
PROCESVERLOOP
Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 8 augustus 2014, kenmerk BZ01745464 (bestreden besluit). Dit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2016. Daar is appellant, zoals door hem bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
A.T.M. Vroom-van Berckel.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant, van Joodse afkomst, is geboren in 1972. In 1992 is hij gelijkgesteld met de vervolgde als bedoeld in de Wuv. In dat verband is aanvaard dat zijn psychische klachten door of in verband met de gevolgen van de vervolging van zijn ouders zijn ontstaan of verergerd.
1.2.
Bij afzonderlijke besluiten van 13 juni 2013 zijn ter uitvoering van de uitspraak van de Raad van 20 december 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY7849) aan appellant toegekend de in juni 2009 verzochte vergoeding van een behandeling in een Patient Drug Rehabilitation Facility bij de Father Martin’s Ashley kliniek te Havre de Grace en de in augustus 2010 verzochte vergoeding voor intensieve psychotherapeutische behandeling vanwege zijn verslavingsproblematiek bij Psychological Counseling Service te Scottsdale, Arizona. Bij dit alles heeft verweerder alsnog aanvaard dat de geneesmiddelenverslaving van appellant deel uitmaakt van de met de vervolgingsgevolgen van zijn ouders verband houdende psychische klachten.
1.3.
In vervolg op de onder 1.2 genoemde besluiten van 13 juni 2013, waarbij de geneesmiddelenverslaving in causaal verband is gebracht met de vervolgingsgevolgen van zijn ouders, heeft appellant bij brief van 9 augustus 2013 - voor zover hier van belang - verzocht om vergoeding van de reiskosten die hij heeft gemaakt voor de behandeling van zijn geneesmiddelenverslaving in het Chabad Treatment Centre te Los Angeles. Verweerder heeft dat verzoek afgewezen bij besluit van 3 april 2014 en de afwijzing is, na daartegen gemaakt bezwaar, gehandhaafd bij het bestreden besluit.
2. In beroep, evenals in bezwaar, heeft appellant te kennen gegeven dat hij om religieuze redenen koosjer bereid voedsel eet en dat de Chabad-kliniek in Los Angeles het enige long term-behandelcentrum in de Verenigde Staten is dat daarin voorziet.
3. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
3.1.
Op grond van artikel 20 van de Wuv komen voor vergoeding in aanmerking bijzondere of extra, ten laste van de vervolgde blijvende kosten van voorzieningen die noodzakelijk zijn vanwege zijn of haar oorlogsinvaliditeit. Naar de Raad al meermalen heeft overwogen
(uitspraak van 5 juni 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BD3981) is verweerder gerechtigd om in het kader van dat artikel te beoordelen of een gevraagde voorziening ook adequaat en proportioneel is.
3.2.
Blijkens de gedingstukken heeft verweerder de behandeling, zoals onder meer wordt gegeven in de Chabad-kliniek in Los Angeles, medisch noodzakelijk geacht. Verweerder heeft echter geweigerd om de kosten te vergoeden van de reis die appellant vanuit zijn woonplaats [woonplaats] (New Jersey) naar Los Angeles heeft gemaakt om de behandeling in de Chabad-kliniek te kunnen ondergaan. In dat verband is overwogen dat de behandeling voor de verslaving van appellant in principe ook bij een behandelcentrum in de buurt van zijn woonplaats had kunnen plaatsvinden en dat de reiskosten voor de behandeling bij het behandelcentrum in Los Angeles niet proportioneel zijn en om die reden niet kunnen worden vergoed.
3.3.
De Raad acht het bestreden besluit deugdelijk voorbereid en gemotiveerd. Uit de informatie die verweerder heeft verkregen van de Chabad-kliniek komt naar voren dat er op kortere afstand van de woonplaats van appellant instituten zijn die dezelfde behandeling kunnen geven. Appellant heeft dat in bezwaar feitelijk ook erkend. De voorkeur van appellant voor een religieus behandelcentrum, hoe begrijpelijk ook, is een persoonlijke en geen medisch aangewezen keuze (vergelijk de uitspraak van 11 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ7058). Daarbij heeft appellant niet aannemelijk kunnen maken dat het onmogelijk is om bij een behandeling op geringere afstand van zijn woonomgeving koosjer bereide maaltijden te verkrijgen. De Raad laat hierbij verder meewegen dat het bezorgen van koosjer bereide maaltijden voor appellant eerder geen beletsel vormde om een behandeling te ondergaan bij de niet-religieuze Father Martin’s Ashley kliniek.
3.4.
Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en M.T. Boerlage en
J.Th. Wolleswinkel als leden, in tegenwoordigheid van C. Moustaïne als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2016.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) C. Moustaïne
HD