ECLI:NL:CRVB:2016:2705
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afwijzing aanvraag bijstandsverlening op basis van de Wet werk en bijstand
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, die haar beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leudal ongegrond heeft verklaard. Appellante had zich op 10 februari 2014 gemeld voor een aanvraag om bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Na een intakegesprek op 17 februari 2014, waarin werd geconcludeerd dat er doorgeleid moest worden naar een aanvraag, heeft appellante tot 4 maart 2014 een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW) ontvangen. Op 3 juli 2014 heeft zij opnieuw een aanvraag om bijstand ingediend, maar het college heeft de bijstand met terugwerkende kracht tot 3 juli 2014 toegekend, wat appellante niet kon accepteren. Ze stelde dat haar aanvraag al op 10 februari 2014 was ingediend, en dat het verslag van het intakegesprek als een aanvraag moest worden beschouwd. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de melding en de aanvraag twee verschillende juridische begrippen zijn. De Raad heeft vastgesteld dat appellante op 17 februari 2014 geen schriftelijke aanvraag had ingediend en dat het college terecht de aanvraag van 3 juli 2014 als uitgangspunt heeft genomen. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.