ECLI:NL:CRVB:2015:1619
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijstand naar de norm voor een alleenstaande zonder bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van bijstand aan appellante, die zich op 5 december 2012 had gemeld voor bijstand. Appellante ontving eerder bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) naar de norm voor een alleenstaande ouder, maar deze was per 11 mei 2012 ingetrokken. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstand opnieuw toegekend met ingang van de datum van de melding, maar appellante stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere toekenning rechtvaardigden.
De Raad heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat bijstand met terugwerkende kracht verleend zou moeten worden. De Raad verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat bijstand in beginsel niet wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum van aanvraag. Appellante had niet aannemelijk gemaakt dat zij niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De Raad oordeelt dat het college niet verplicht was om beleid te ontwikkelen omtrent de toekenning van bijstand met terugwerkende kracht en dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van een aanvraag bij appellante lag.
De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigt deze uitspraak. De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellante geen doel treft en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door R.H.M. Roelofs, in tegenwoordigheid van P.C. de Wit als griffier.