ECLI:NL:CRVB:2016:2650
Centrale Raad van Beroep
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum Wubo-toeslag en voorzieningen; schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1936 in het voormalig Nederlands-Indië en sinds 1962 woonachtig in de Verenigde Staten, beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder) van 6 november 2014. Dit besluit betreft de toepassing van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). Appellante had eerder een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer, maar deze was afgewezen omdat zij ten tijde van de aanvraag niet in Nederland woonde. In 2012 diende zij opnieuw een aanvraag in, die leidde tot de erkenning van haar status als slachtoffer van oorlogsgeweld en de toekenning van verschillende voorzieningen, maar de ingangsdatum van deze toekenningen werd vastgesteld op 1 november 2012. Appellante betwistte deze ingangsdatum en verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de ingangsdatum van de toekenningen correct was vastgesteld op 1 november 2012, aangezien appellante tot 16 mei 2008 niet voldeed aan de woonplaatsvereiste van de Wubo. De Raad stelde vast dat appellante niet eerder een aanvraag had kunnen indienen vanwege haar onbekendheid met de wetswijzigingen, maar dat dit geen reden was om de toekenningen met terugwerkende kracht toe te kennen. De Raad concludeerde dat de procedure in twee instanties niet langer dan twee en een half jaar had mogen duren, en dat de redelijke termijn was overschreden met twee maanden. Daarom werd verweerder veroordeeld tot betaling van € 500,- aan appellante als schadevergoeding voor deze overschrijding.
De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, waarbij de voorzitter en de leden de beslissing in het openbaar hebben uitgesproken op 7 juli 2016.