Uitspraak
mr. W.P.F. Oosterbos.
OVERWEGINGEN
12 december 2014 (bestreden besluit) heeft het Uwv dit bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan ligt ten grondslag een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van
8 december 2014.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn herzieningsverzoek met betrekking tot zijn Ziektewetuitkering. Appellant was van 10 februari 1986 tot 31 maart 2009 werkzaam en heeft zich per 11 januari 2011 ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft op 31 oktober 2011 besloten dat appellant per 7 november 2011 weer volledig geschikt was voor werk, wat appellant betwist. Hij heeft meerdere keren verzocht om herziening van dit besluit, maar zijn verzoeken zijn steeds afgewezen. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de medische informatie die appellant heeft overgelegd niet voldoende was om aan te tonen dat zijn psychische toestand op de datum in geding, 7 november 2011, anders was dan door het Uwv was vastgesteld.
Tijdens de zitting op 4 mei 2016 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij benadrukte dat er onvoldoende communicatie was tussen het Uwv en zijn behandelaars. De Raad voor de Rechtspraak heeft de conclusies van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de medische informatie niet aantoont dat de verzekeringsarts de psychische toestand van appellant op 7 november 2011 te gunstig heeft ingeschat. De Raad heeft geoordeeld dat er geen aanleiding was voor het Uwv om contact op te nemen met de behandelaars van appellant of om een deskundige in te schakelen. Het hoger beroep is dan ook ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd.