ECLI:NL:CRVB:2012:BY5300
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen beëindiging van ZW-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 december 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Boot, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn recht op ziekengeld (ZW-uitkering) beëindigde. Het Uwv had het bezwaar van de appellant niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet tijdig bezwaar had gemaakt en dat hij onvoldoende medische onderbouwing had geleverd voor zijn claim dat hij door psychische klachten niet in staat was om tijdig een bezwaarschrift in te dienen.
De Raad heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep beoordeeld. De appellant stelde dat zijn psychische klachten hem belemmerden om de bezwaartermijn van twee weken na het primaire besluit van 31 oktober 2011 in acht te nemen. Hij overhandigde medische stukken, waaronder een verklaring van zijn psychiater, maar de Raad oordeelde dat deze informatie niet voldoende was om aan te tonen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De Raad concludeerde dat de appellant in staat was om zijn belangen te behartigen en dat hij, ondanks zijn klachten, niet kon aantonen dat hij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van de appellant ongegrond. De Raad oordeelde dat er geen reden was om de beslissing van het Uwv te herzien en dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een ZW-uitkering, aangezien hij niet tijdig bezwaar had gemaakt tegen de beëindiging daarvan.