ECLI:NL:CRVB:2016:2272
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verrekening van wisselende inkomsten bij bijstandsverlening en de toepassing van artikel 58 WWB
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant ontving bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en had daarnaast wisselende inkomsten uit werkzaamheden voor Randstad en een VOF. Het college van burgemeester en wethouders van Almere schatte de inkomsten van de appellant en verrekende deze met de bijstand. De appellant was van mening dat deze werkwijze onrechtmatig was en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank verklaarde de beroepen tegen de besluiten van het college ongegrond, maar de appellant ging in hoger beroep.
De Raad heeft vastgesteld dat de werkwijze van het college om vooraf inkomsten te schatten en deze te verrekenen met daadwerkelijk genoten inkomen in strijd is met artikel 58, vierde lid, van de WWB. Dit artikel biedt geen grondslag voor het korten van de bijstand op basis van fictief vastgestelde bedragen. De Raad oordeelde dat het inkomen van een bijstandsgerechtigde pas in aanmerking kan worden genomen nadat de hoogte van dat inkomen is vastgesteld. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde de beroepen gegrond, waarbij het college werd opgedragen om opnieuw op de bezwaren van de appellant te beslissen.
De Raad heeft ook de proceskosten van de appellant vergoed, die in totaal € 2.232,- bedragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het college om bijstandsverlening correct te berekenen en de rechten van bijstandsgerechtigden te waarborgen.