In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de korpschef van politie, naar aanleiding van de vaststelling van zijn LFNP-functie. De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 juni 2016 uitspraak gedaan. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W.J. Dammingh, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond had verklaard. De korpschef had in zijn besluit van 20 augustus 2014 het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, waarbij appellant niet was ingegaan op de aanbevelingen van de hoorcommissie. De Raad oordeelt dat de korpschef niet verplicht was om in het bestreden besluit gemotiveerd in te gaan op deze aanbevelingen. De Raad bevestigt dat de transponeringstabel, hoewel niet als algemeen verbindend voorschrift aangemerkt, wel degelijk een belangrijke rol speelt in de besluitvorming. Appellant heeft niet kunnen aantonen dat de match met de LFNP-functie onhoudbaar is, en zijn argumenten over de functiebeschrijving en het vakgebied zijn niet voldoende om het hoger beroep te doen slagen. De Raad wijst ook het verzoek om vergoeding van proceskosten en griffierecht af, omdat er geen aanleiding is voor een veroordeling in deze kosten. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.