ECLI:NL:CRVB:2016:2171

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
15-1937 MAW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen salarisspecificatie en emolumenten bij het voeren van een eigen huishouding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die in september 2013 een eigen huishouding heeft gemeld, heeft bezwaar gemaakt tegen de salarisspecificatie van 13 mei 2014, waarin geen emolumenten zijn toegekend voor het voeren van een eigen huishouding. De minister van Defensie heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat de salarisspecificatie geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard.

De Raad overweegt dat aan een betaling van salaris of uitkering doorgaans een besluit ten grondslag ligt. In dit geval is de vermelding van de tegemoetkoming in de salarisspecificatie van 13 mei 2014 slechts een herhaling van eerdere vermeldingen in de salarisspecificaties van januari tot en met april 2014. Aangezien deze herhaling niet op rechtsgevolg is gericht, is er geen sprake van een besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De Raad concludeert dat het bezwaar van de appellant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van de appellant niet slaagt. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan op 14 juni 2016.

Uitspraak

15/1937 MAW
Datum uitspraak: 14 juni 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
5 februari 2015, 14/9486 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Minister van Defensie (minister)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. P.M. Groenhart hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 mei 2016. Voor appellant is
mr. Groenhart verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. G.D. Maarssen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellant heeft naar aanleiding van zijn verhuizing in september 2013 met behulp van ‘P&O-selfservice’ gemeld dat hij een eigen huishouding voert, dit ter verkrijging van bij het voeren van een eigen huishouding behorende emolumenten (tegemoetkoming in de kosten van woon-werkverkeer en vrijstelling van betaling eigen bijdrage huisvesting en voeding). Tot januari 2014 heeft appellant deze emolumenten ontvangen.
1.2.
Naar aanleiding van een controle van het correct en rechtmatig gebruik van
P&O-selfservice is appellant bij e-mail van 6 januari 2014 te kennen gegeven dat hij geen eigen huishouding voert en zijn aan appellant bij de salarisspecificatie van 14 januari 2014, onder verrekening van de ten onrechte betaalde bedragen, tegemoetkomingen toegekend op basis van het niet voeren van een eigen huishouding. Appellant heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. Ook in de maanden na januari 2014 heeft appellant tegemoetkomingen ontvangen op basis van het niet voeren van een eigen huishouding.
1.3.
Bij brief van 23 juni 2014 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen de salarisspecificatie van 13 mei 2014, omdat volgens hem ten onrechte geen emolumenten zijn toegekend behorend bij het voeren van een eigen huishouding.
1.4.
Bij besluit van 2 september 2014 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat de salarisspecificatie van 13 mei 2014 geen besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft in hoger beroep, samengevat, het volgende aangevoerd. Het bezwaar is ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Aangezien het om een duuraanspraak gaat, heeft de minister ten onrechte geen beslissing genomen over de vraag of appellant met ingang van de datum van indiening van het bezwaarschrift, 23 juni 2014, aanspraak maakte op de emolumenten behorend bij het voeren van een eigen huishouding. De minister was, gelet op de uitspraken van de Raad van 6 maart 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:760) en 24 november 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:3762) gehouden ambtshalve te bezien of appellant in aanmerking kwam voor die emolumenten.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Aan een betaling van salaris of uitkering ligt in de regel een besluit ten grondslag. Volgens vaste rechtspraak van de Raad (uitspraak van 17 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4619) kan dit zichtbaar worden in een salaris- of uitkeringsspecificatie. Voor zover in (periodieke) betalingen terugkerende elementen voorkomen, is over elk afzonderlijk element alleen een besluit genomen bij de eerste keer dat dit element aan de orde is. Bij latere betalingen is (de vermelding van) het element slechts een herhaling van het eerder genomen besluit. Zo'n herhaling is niet op rechtsgevolg gericht en is daarom zelf geen besluit. Er kan dan ook geen bezwaar tegen worden gemaakt. Van een besluit is wel weer sprake voor zover het element wordt gewijzigd.
4.2.
Het bezwaar van appellant is gericht tegen de betaling van de in de salarisspecificatie van 13 mei 2014 opgenomen tegemoetkoming. Nu de vermelding van deze tegemoetkoming slechts een herhaling bevat van de vermelding daarvan in de salarisspecificaties over de maanden januari tot en met april 2014, is in zoverre van een besluit geen sprake. Het hiertegen gemaakte bezwaar is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
4.3.
Wat appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, maakt het onder 4.2 weergegeven oordeel niet anders. Hierbij komt dat de gemachtigde van appellant, desgevraagd, in bezwaar uitdrukkelijk aan de minister te kennen heeft gegeven dat het bezwaarschrift niet moet worden opgevat als een verzoek om terug te komen van eerder genomen besluiten. Dit brengt mee dat, anders dan appellant wenst, de vraag of hij met ingang van 23 juni 2014 aanspraak maakt op emolumenten behorend bij het voeren van een eigen huishouding, in deze procedure buiten beschouwing dient te blijven. Overigens is ter zitting van de Raad gebleken dat de minister aan appellant bij besluit van 28 juli 2015 alsnog met ingang van 24 november 2014 de door hem gewenste emolumenten heeft toegekend en dat appellant tegen dat besluit geen bezwaar heeft gemaakt.
4.4.
Uit 4.1 tot en met 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van S.W. Munneke als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2016.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) S.W. Munneke

HD