Uitspraak
OVERWEGINGEN
Het begrip ‘zelfstandig bewonen van woonruimte’, zoals neergelegd in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder h, van het VKBM, ziet op de feitelijke situatie en niet op de juridische huur- of eigendomsconstructie. De minister heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat het feit dat een woning door meerdere personen wordt gedeeld op zichzelf niet betekent dat geen sprake is van het zelfstandig bewonen van een woonruimte. De minister neemt in dergelijke ‘studentenhuisconstructies’ aan dat sprake is van het zelfstandig bewonen van woonruimte, mits alle huurders rechtstreeks van de verhuurder huren. De rechtbank ziet voor de uitleg van het begrip ‘zelfstandig bewonen van woonruimte’ geen relevant verschil tussen de situatie van betrokkene enerzijds en de situatie van de ‘studentenhuisconstructie’ anderzijds.
Betrokkene heeft aangevoerd dat de kamer die hij is gaan bewonen, voorheen het rommelhok was dat niet ingericht of gestoffeerd was. Betrokkene heeft onweersproken gesteld dat hij de kamer zelf heeft ingericht, gordijnen heeft opgehangen en voorwerpen voor de keuken heeft ingebracht. Hiermee heeft betrokkene ook aan het vereiste van ‘eigen stoffering en meubilering’ voldaan, te meer nu de minister het gezamenlijk bewonen van een pand door meerdere bewoners als zodanig wel accepteert, in welke situatie het ook niet aannemelijk is dat iedere bewoner een complete woon- en keukeninrichting aanbrengt.
BESLISSING
- bepaalt dat van de minister een griffierecht van € 466,- wordt geheven;