ECLI:NL:CRVB:2016:2018
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake oplegging maatregel wegens onvoldoende medewerking aan re-integratieverplichtingen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het Uwv om een maatregel op te leggen wegens onvoldoende medewerking aan re-integratieverplichtingen. Appellant, die sinds februari 2009 met psychische klachten uitgevallen was, heeft niet voldaan aan de eisen die aan hem gesteld werden voor zijn re-integratie. Het Uwv heeft vastgesteld dat appellant niet meewerkte aan zijn re-integratie, wat leidde tot de stopzetting van zijn loonbetalingen en uiteindelijk tot de oplegging van een maatregel van 25% korting op zijn WIA-uitkering. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank, die oordeelde dat appellant niet verweten kan worden dat hij een geadviseerde dagbehandeling niet heeft gevolgd, maar dat hij wel verweten kan worden dat hij niet bereid was om in overleg te treden met zijn werkgever over zijn re-integratie. De Raad concludeert dat appellant onvoldoende heeft meegewerkt aan zijn re-integratieverplichtingen en dat de opgelegde maatregel terecht is opgelegd. De Raad wijst erop dat de verplichting tot re-integratie ook tijdens de wachttijd geldt en dat het Uwv bevoegd is om een maatregel op te leggen bij onvoldoende medewerking.