ECLI:NL:CRVB:2015:650
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van voorschot op ZW-uitkering na beëindiging arbeidsovereenkomst door gedragingen werknemer
In deze zaak gaat het om de terugvordering van een voorschot op de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar. Appellant was sinds 6 april 2009 in dienst bij [BV 1] als planner en is op 2 mei 2011 uitgevallen door ziekte. De kantonrechter ontbond op 19 december 2011 de arbeidsovereenkomst wegens een onherstelbare verstoring van de arbeidsrelatie, nadat was gebleken dat appellant zonder toestemming van zijn werkgever een bedrijf, [BV 2], had opgericht en daar werkzaamheden voor verricht. Het Uwv heeft appellant een maatregel opgelegd en de ZW-uitkering blijvend geheel geweigerd, wat leidde tot de terugvordering van het voorschot van € 5.915,70.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Appellant heeft in hoger beroep zijn standpunt herhaald dat hij slechts als vriendendienst zijn naam ter beschikking heeft gesteld voor [BV 2]. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellant zich als werknemer zodanig heeft gedragen dat zijn gedragingen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst konden leiden. De Raad bevestigt dat het Uwv terecht de uitkering heeft geweigerd en dat er geen dringende redenen waren om van het opleggen van de maatregel af te zien. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld dat appellant niet heeft aangetoond dat de feiten anders waren dan door het Uwv en de rechtbank zijn aangenomen. Het hoger beroep van appellant wordt afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd.