ECLI:NL:CRVB:2016:1800
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- P.W. van Straalen
- J.H.M. van de Ven
- D.J. van der Vos
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van verdachte financiële transacties
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het bezwaar van appellante tegen de intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering ongegrond had verklaard. Appellante ontving sinds 10 november 2005 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van verdachte financiële transacties, die door een inspecteur van de politie waren vastgesteld, heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam besloten om de bijstand van appellante over bepaalde maanden in te trekken en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat de transacties niet als op geld waardeerbare activiteiten kunnen worden aangemerkt en dat er voldoende gegevens zijn om schattenderwijs het recht op bijstand vast te stellen.
De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat appellante in de maanden in geding de verdachte transacties heeft verricht en dat deze transacties op geld waardeerbare activiteiten betreffen. De Raad heeft vastgesteld dat appellante haar inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van de verrichte transacties en de daarmee verworven inkomsten. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of appellante in bijstandsbehoevende omstandigheden verkeerde. De Raad heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met P.W. van Straalen als voorzitter en J.H.M. van de Ven en D.J. van der Vos als leden.