ECLI:NL:CRVB:2016:1751

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 mei 2016
Publicatiedatum
13 mei 2016
Zaaknummer
15/6530 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft verzoeker, een inwoner van Marokko, verzocht om herziening van een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 maart 2015, waarin zijn aanvraag voor een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 11 mei 2016 uitspraak gedaan op dit verzoek om herziening. Verzoeker heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die een herziening van de eerdere uitspraak rechtvaardigen. Het Uwv, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, heeft op het verzoek om herziening geen reactie gegeven en beide partijen zijn niet verschenen op de zitting van 30 maart 2016.

De Raad heeft overwogen dat op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een onherroepelijke uitspraak alleen kan worden herzien op basis van feiten of omstandigheden die vóór de uitspraak hebben plaatsgevonden en die de indiener van het verzoek niet bekend waren. De Raad heeft vastgesteld dat verzoeker in zijn verzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd, maar slechts een herhaling van zijn standpunt dat hij om medische redenen arbeidsongeschikt is. De Raad heeft geconcludeerd dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen, omdat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor een hernieuwde discussie over de zaak zonder nieuwe feiten of omstandigheden.

De uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, met M.S.E.S. Umans als griffier, en is openbaar uitgesproken op 11 mei 2016. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

15/6530 WAO
Datum uitspraak: 11 mei 2016
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het verzoek om herziening van de uitspraak van de Raad van 24 maart 2015, 14/2638 WAO-V
Partijen:
[Verzoeker] te [woonplaats] Marokko (verzoeker)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft gevraagd om herziening van de door de Raad op 24 maart 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1233) gegeven uitspraak.
Het Uwv heeft op dit verzoek geen reactie gegeven.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld op de zitting van 30 maart 2016.
Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1. Op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben geleid.
2. Bij de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht heeft de Raad geoordeeld dat appellant in verzet niets heeft aangevoerd op grond waarvan de uitspraak van de Raad van 15 augustus 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:2756) niet in stand kan blijven. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het hogerberoepschrift verschoonbaar is.
3. Wat verzoeker tegen de uitspraak van 24 maart 2015 heeft aangevoerd behelst geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119 van de Awb, maar veeleer een herhaling van het standpunt dat verzoeker om medische redenen arbeidsongeschikt is in de zin van de
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Naar vaste rechtspraak van de Raad (zie onder meer de uitspraken van 3 oktober 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1945 en 5 februari 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:319) is het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet gegeven om, anders dan op grond van enig nieuw feit of enige nieuwe omstandigheid als hiervoor bedoeld, een hernieuwde discussie te voeren over de betrokken zaak en evenmin om een discussie over de betrokken zaak te openen.
4. Uit wat onder 3 is overwogen vloeit voort dat het verzoek om herziening moet worden afgewezen.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door J.S. van der Kolk, in tegenwoordigheid van M.S.E.S. Umans als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2016.
(getekend) J.S. van der Kolk
(getekend) M.S.E.S. Umans

AP