ECLI:NL:CRVB:2016:158
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van re-integratie-inspanningen door het Uwv in het kader van de Wet WIA na arbeidsconflict
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de re-integratie-inspanningen van een werkgeefster in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Appellant, die sinds 1 mei 2009 werkzaam was als medewerker inkoopcoördinatie, raakte na een auto-ongeluk op 28 juni 2010 uitgevallen. Hij diende op 4 april 2012 een WIA-aanvraag in bij het Uwv, dat de re-integratie-inspanningen van de werkgeefster als onvoldoende beoordeelde. Dit leidde tot een loonsanctie voor de werkgeefster en het buiten behandeling laten van de WIA-aanvraag van appellant.
Na bezwaar van de werkgeefster werd de beoordeling herzien door een arbeidsdeskundige, die concludeerde dat de re-integratie-inspanningen wel voldoende waren. De rechtbank Gelderland onderschreef deze conclusie en verklaarde het beroep van appellant ongegrond. Appellant ging in hoger beroep, waarbij hij stelde dat de werkgeefster onvoldoende inspanningen had verricht en dat het rapport van de arbeidsdeskundige niet aan het besluit ten grondslag had mogen liggen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de werkgeefster niet voortvarend had gehandeld in het oplossen van het conflict met appellant, wat de re-integratie in spoor 1 had vertraagd. Echter, de Raad concludeerde dat de re-integratie-inspanningen in spoor 2 voldoende waren, gezien de intensieve begeleiding die appellant had ontvangen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv de re-integratie-inspanningen van de werkgeefster terecht als voldoende had beoordeeld. Het hoger beroep van appellant werd afgewezen.