ECLI:NL:CRVB:2016:1474
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om toegang tot maatschappelijke opvang op grond van de Wmo met betrekking tot kwetsbare personen en artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, een man van Iraanse afkomst, had een aanvraag ingediend voor toegang tot maatschappelijke opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het college van burgemeester en wethouders had deze aanvraag afgewezen, omdat appellant niet als kwetsbaar persoon werd aangemerkt en niet voldeed aan de voorwaarden voor opvang volgens artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Raad heeft vastgesteld dat de voorzieningenrechter terecht oordeelde dat het college appellant niet als kwetsbaar hoefde aan te merken, ondanks zijn gezondheidsproblemen. De Raad benadrukte dat het recht op respect voor privéleven, zoals vastgelegd in artikel 8 EVRM, niet automatisch betekent dat iedere aanvraag voor maatschappelijke opvang moet worden ingewilligd. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor toewijzing. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging tussen publieke belangen en de belangen van de aanvrager.