Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van wettelijke rente af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 april 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam. Appellant, die in dienst was van een werkgever in België, had zich ziek gemeld en was in eerste instantie geweigerd voor een uitkering op grond van de Ziektewet. Na bezwaar kreeg hij alsnog een ZW-uitkering, maar de hoogte van het dagloon werd betwist. Appellant stelde dat het dagloon te laag was vastgesteld en dat hij recht had op een hoger bedrag op basis van een fulltime salaris. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellant niet had aangetoond dat hij vorderbaar loon had, omdat hij niet kon bewijzen dat hij in de referteperiode fulltime had gewerkt en dat hij de werkgever op niet mis te verstane wijze had gemaand om het loon uit te keren.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat het dagloon gebaseerd moest worden op een fulltime salaris. Hij voerde aan dat er een afspraak was gemaakt met de werkgever over het uitbetalen van achterstallig loon, maar dat deze afspraak niet was nagekomen. Het Uwv verdedigde de eerdere uitspraak en stelde dat de hoogte van het dagloon correct was vastgesteld. De Raad oordeelde dat appellant niet had aangetoond dat hij de werkgever had gemaand om het vorderbare loon uit te keren, en dat er geen reden was om de eerdere uitspraak van de rechtbank te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.