ECLI:NL:CRVB:2013:2081
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loongerelateerde WGA-uitkering en dagloonberekening
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellant voor een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA. Het Uwv had vastgesteld dat appellant recht had op deze uitkering, maar er was onduidelijkheid over de berekening van het dagloon, specifiek of een ploegentoeslag vorderbaar maar niet inbaar was. De rechtbank Groningen had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad oordeelt dat het Uwv bij de berekening van het dagloon terecht is uitgegaan van het loon dat appellant in het refertejaar daadwerkelijk heeft genoten. Appellant had niet aangetoond dat de ploegentoeslag in het refertejaar vorderbaar maar niet inbaar was. De Raad benadrukt dat het aan appellant is om te bewijzen dat hij zijn werkgever op duidelijke wijze heeft gemaand om het vorderbare loon uit te keren. De enkele stelling van appellant dat hij zijn werkgever verbaal heeft aangemaand, is onvoldoende om aan te tonen dat het loon niet inbaar was.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en concludeert dat het hoger beroep van appellant niet slaagt. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.