ECLI:NL:CRVB:2016:129
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens verzwegen bankrekening en vermogen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering van appellante is behandeld. Appellante ontving sinds 26 oktober 2010 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). Tijdens een onderzoek door de gemeente Den Haag bleek dat appellante een bankrekening had bij ABN/AMRO, die zij niet had gemeld. Op deze rekening stond op de peildatum een saldo van € 11.531,37. Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft de bijstand van appellante over de periode van 26 oktober 2010 tot en met 14 oktober 2011 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd tot een bedrag van € 10.709,99, omdat appellante haar inlichtingenverplichting had geschonden.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij door haar psychische problematiek niet in staat was om over het tegoed op de bankrekening te beschikken en dat haar schulden aan haar zusters in aanmerking genomen moesten worden bij de vaststelling van haar vermogen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat appellante niet heeft aangetoond dat zij niet over het tegoed kon beschikken en dat de schulden niet als opeisbaar kunnen worden aangemerkt. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep af.