ECLI:NL:CRVB:2015:2361
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake herhaalde bijstandsaanvraag en alimentatieaanspraken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ongegrond heeft verklaard. Appellant had eerder bijstand aangevraagd, maar deze aanvraag was afgewezen omdat zijn vermogen, op basis van het saldo op zijn bankrekening, hoger was dan het vrij te laten vermogen. Appellant heeft vervolgens opnieuw bijstand aangevraagd voor een eerdere periode, maar het college heeft deze aanvraag afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die de afwijzing konden rechtvaardigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het besluit van 26 oktober 2012 in rechte onaantastbaar is geworden. Appellant heeft aangevoerd dat zijn alimentatieschuld niet was meegenomen in de beoordeling van zijn vermogen, maar de Raad oordeelt dat de alimentatieaanspraken in de te beoordelen periode niet reëel opeisbaar waren. De Raad heeft geconcludeerd dat appellant niet heeft aangetoond dat er nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren die een heroverweging van het eerdere besluit rechtvaardigden. Daarom heeft de Raad het hoger beroep van appellant afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd.