ECLI:NL:CRVB:2016:1284
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- E.J.M. Heijs
- B.J. van de Griend
- Rechtspraak.nl
Boventalligverklaring en opheffing functie in het bestuursrecht
In deze zaak gaat het om de boventalligverklaring van een appellant die sinds 1993 in dienst was van de gemeente Delft. Appellant vervulde vanaf mei 2008 de functie van Erfgoed Delft, welke in 2011 werd gewijzigd. In september 2011 werd appellant mondeling meegedeeld dat zijn functie was opgeheven, waarna hij zijn taken niet meer hoefde te vervullen. De gemeente Delft had te maken met een begrotingstekort en voerde een reorganisatie door, waarbij meerdere functies werden opgeheven. Appellant werd in april 2013 boventallig verklaard, maar dit besluit werd later bestreden.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat er geen formeel besluit is genomen tot opheffing van de functie van appellant. De Raad stelt vast dat de definitie van boventalligheid, zoals opgenomen in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR), niet is nageleefd. De Raad concludeert dat de functie van appellant ten tijde van de boventalligverklaring nog bestond, omdat er geen besluit tot opheffing was genomen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en het bestreden besluit van het college, en herroept het besluit van 16 april 2013. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van appellant.
De uitspraak benadrukt het belang van een formeel besluit bij de opheffing van functies binnen de overheid en de rechten van ambtenaren in het kader van reorganisaties. De Raad stelt dat een mondelinge mededeling niet voldoende is om een functie op te heffen, en dat er rechtsmiddelen moeten zijn tegen dergelijke besluiten.