ECLI:NL:CRVB:2013:1871

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 september 2013
Publicatiedatum
26 september 2013
Zaaknummer
13-1087 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boventalligheid en herplaatsing van ambtenaar bij gemeente Hengelo

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 september 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een ambtenaar die door het college van burgemeester en wethouders van Hengelo boventallig was verklaard. De appellant, werkzaam als medewerker facilitaire zaken, werd met ingang van 1 februari 2012 boventallig verklaard omdat zijn takenpakket per 1 januari 2012 was komen te vervallen. Het college had aangegeven dat, indien er in de herplaatsingsfase geen nieuw passend of geschikt werk voor de appellant zou worden gevonden, ontslag zou volgen per 1 oktober 2013. De Raad oordeelde dat het college gehouden was om de appellant boventallig te verklaren, aangezien er geen passende of geschikte functies beschikbaar waren. De gezondheidstoestand van de appellant speelde geen rol in de beslissing van het college om de huismeesterstaak te laten vervallen.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland, die het beroep van de appellant ongegrond had verklaard. De Raad stelde vast dat de appellant niet in aanmerking kwam voor herplaatsing in een andere functie binnen de gemeente, omdat de taken van zijn functie waren teruggelopen en de resterende werkzaamheden niet meer aan hem konden worden toevertrouwd. De Raad oordeelde dat de bepalingen in het Sociaal Statuut van de gemeente Hengelo correct waren toegepast en dat de appellant niet in aanmerking kwam voor een andere functie, ook niet gezien zijn arbeidsongeschiktheid. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

13/1087 AW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 9 januari 2013, 12/812 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. D. van Karnebeek hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 augustus 2013. Appellant is verschenen met bijstand van mr. Van Karnebeek. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Akman en F. ter Huurne.

OVERWEGINGEN

1.
De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant was werkzaam als medewerker facilitaire zaken bij de afdeling Facilitaire Zaken van de gemeente Hengelo. Deze functie is ingedeeld in het generieke functieprofiel Uitvoerend Medewerker C.
1.2.
Bij besluit van 27 februari 2012 heeft het college appellant met ingang van 1 februari 2012 boventallig verklaard. Daaraan is ten grondslag gelegd dat zijn takenpakket met de bijbehorende formatie per 1 januari 2012 is komen te vervallen. Aangegeven is dat voor appellant van 1 februari 2012 tot 1 november 2012 een herplaatsingsfase geldt, waarin samen met hem aan de hand van een re‑integratieplan wordt gezocht naar nieuw passend of geschikt werk binnen of buiten de gemeente. Indien dit niet wordt gevonden, zal appellant ontslag worden aangezegd per 1 oktober 2013.
1.3.
Bij besluit van 3 juli 2012 (bestreden besluit) heeft het college het hiertegen gerichte bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard.
3.
Naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep is aangevoerd, overweegt de Raad als volgt.
3.1.
In hoofdstuk 28 van de Hengelose Arbeidsvoorwaardenregeling (HAR) is het Sociaal Statuut gemeente Hengelo 2011 (Sociaal Statuut) neergelegd.
In artikel 28:1:3:2, eerste lid, van het Sociaal Statuut is voorgeschreven dat het college, bij het nemen van (plaatsings)besluiten ten aanzien van de ambtenaren die betrokken zijn bij een organisatiewijziging, de volgende voorkeursvolgorde hanteert:
1) de ambtenaar blijft zijn eigen, ongewijzigde functie vervullen;
2) de ambtenaar wordt overgeplaatst naar een passende functie binnen de gemeente;
3) de ambtenaar wordt overgeplaatst naar een geschikte functie binnen de gemeente.
Ingevolge artikel 28:1:4:1, derde lid, neemt het college, als het er tijdens de plaatsingsfase niet in slaagt de ambtenaar een passende dan wel geschikte functie aan te bieden binnen de gemeente, na een bedenkingenprocedure een definitief besluit tot boventalligverklaring van de ambtenaar. In het vierde lid is bepaald dat na dit besluit voor de ambtenaar een herplaatsingsfase van negen maanden aanbreekt.
3.2.
Blijkens de gedingstukken en het verhandelde ter zitting omvat de generieke functie Uitvoerend Medewerker C (1,8 fte) twee takenpakketten. Appellant vervulde de taak van [naam taak] (1,0 fte) en een collega de taak van receptionist (0,8 fte). Aannemelijk is geworden, dat de werkzaamheden van de [naam taak] in de afgelopen jaren zijn teruggelopen tot niet meer dan vier à vijf uren per week. Appellant heeft daar in een functioneringsgesprek in november 2010 zelf over geklaagd. De opvatting van het college dat  in het kader van de noodzakelijke bezuiniging  de huismeesterstaak als zodanig kan verdwijnen en de resterende werkzaamheden over de bodes kunnen worden verdeeld, kan niet voor onjuist worden gehouden. De functie van appellant, het samenstel van zijn werkzaamheden als [naam taak], is daarmee opgeheven. Niet bestreden is, dat de taken van de receptionist nagenoeg ongewijzigd blijven. Onder deze omstandigheden heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat niet appellant maar de receptionist op grond van de voorgeschreven voorkeursvolgorde in aanmerking komt om op de resterende 0,8 fte te worden geplaatst. Anders dan appellant kennelijk meent, is een sollicitatieprocedure daarbij niet aan de orde. Ook is anciënniteit hier geen maatstaf.
3.3.
Niet is gebleken van passende of geschikte functies waarop appellant had kunnen worden geplaatst. De formeel nog openstaande functie van bode (0,8 fte) zal waarschijnlijk eveneens worden wegbezuinigd. Bovendien acht het college appellant niet geschikt voor de bodefunctie, omdat hij daarin veel met het publiek in contact zou komen. De Raad kan deze zienswijze billijken, te meer nu appellant in het verleden al eens voor die functie is afgewezen.
3.4.
Daarmee was aan de voorwaarden van artikel 28:1:4:1, derde lid, van het Sociaal Statuut voldaan. Het college was dus gehouden om appellant boventallig te verklaren.
3.5.
Dat appellant sinds oktober 2011 arbeidsongeschikt is en dat daarbij  mogelijk  de uitoefening van de dienst een rol heeft gespeeld, maakt het vorenstaande niet anders. Artikel 28:1:4:1, derde lid, van het Sociaal Statuut is dwingend geformuleerd. Arbeidsongeschiktheid kan op zichzelf geen grond opleveren om toepassing van deze bepaling achterwege te laten. Evenmin zijn er aanwijzingen dat de gezondheidstoestand van appellant van invloed is geweest op de beslissing om de huismeesterstaak te laten vervallen of om hem niet voor een andere  passende of geschikte  functie in aanmerking te laten komen.
3.6.
Het vaststellen van een herplaatsingsfase van 1 februari tot 1 november 2012 is in overeenstemming met artikel 28.1.4.1, vierde lid, van het Sociaal Statuut. Ook deze bepaling laat geen ruimte om  reeds op voorhand  met arbeidsongeschiktheid van de betrokkene rekening te houden.
3.7.
Het hoger beroep treft dus geen doel. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. Beuker-Tilstra als voorzitter en R. Kooper en H.A.A.G. Vermeulen als leden, in tegenwoordigheid van P.J.M. Crombach als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2013.
(getekend) A. Beuker-Tilstra
(getekend) P.J.M. Crombach

HD