Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bepaalt dat het Uwv het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 122,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland over de WIA-uitkering van appellant. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht en dat het motiveringsgebrek, dat eerder was geconstateerd, is hersteld. Appellant had in maart 2013 aangegeven dat hij tegengewerkt werd na zijn hervatting per 15 november 2012, maar de Raad oordeelde dat het Uwv na de tussenuitspraak van 1 april 2015 voldoende onderzoek had gedaan naar de omstandigheden van de hervatting. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep concludeerde dat werkgeefster na het gesprek van 13 november 2012 niet meer gehouden was om verdere inspanningen te verrichten, omdat er voldoende basis was om met elkaar verder te gaan. De Raad oordeelde dat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk tegengewerkt werd tijdens zijn re-integratie. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het Uwv de beperkingen van appellant voor het verrichten van arbeid juist had beoordeeld. De medische onderzoeken waren volledig en zorgvuldig, en de door appellant ingebrachte alternatieve FML werd niet gevolgd. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en veroordeelde het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.240,-. De uitspraak werd openbaar gedaan op 30 maart 2016.