ECLI:NL:CRVB:2016:1082
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAZ-uitkering aan zelfstandige door onbetrouwbare boekhouding en niet aanleveren van winstcijfers
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De appellant, een zelfstandige, had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat de appellant niet in staat was om de benodigde winstcijfers over de jaren 1991 tot en met 1993 te overleggen. De Raad oordeelde dat de appellant niet kon aantonen dat hij een betrouwbare bedrijfsvoering had en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het ontbreken van een deugdelijke boekhouding konden rechtvaardigen.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv terecht had geweigerd om de aanvraag in behandeling te nemen, omdat de appellant niet de vereiste gegevens had aangeleverd. De Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat de appellant, ondanks zijn inspanningen om de benodigde informatie te verkrijgen, niet kon aantonen dat hij over de relevante periode voldoende inkomsten had gegenereerd. De Raad benadrukte dat het risico van het ontbreken van de benodigde gegevens voor rekening van de appellant kwam.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de eerdere uitspraak van de rechtbank moest worden bevestigd. De Raad wees erop dat de appellant niet kon afwijken van de hoofdregel dat het maatmaninkomen moet worden vastgesteld op basis van de behaalde en door de fiscus aanvaarde netto bedrijfswinst. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met R.E. Bakker als voorzitter en L. Koper en P. Vrolijk als leden.