ECLI:NL:CRVB:2016:1043
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake pensioenschade en gemiddelde pensioenleeftijd van politiemedewerkers
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, die in 2001 wegens ziekte uit dienst is getreden bij de politie. Appellant heeft een beroepsziekte opgelopen en heeft recht op rechtspositionele voorzieningen. Hij verzoekt de korpschef om schadevergoeding voor het pensioentekort dat hij lijdt door zijn ziekte. De korpschef heeft dit verzoek afgewezen, stellende dat appellant, indien hij op de gemiddelde pensioenleeftijd van 61 jaar en acht maanden met pensioen zou zijn gegaan, geen pensioengat zou hebben. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep stelt appellant dat de korpschef ten onrechte is uitgegaan van de gemiddelde pensioenleeftijd in plaats van zijn 65e jaar. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het bewijsrisico bij appellant ligt en dat de korpschef niet onredelijk heeft gehandeld door uit te gaan van de gemiddelde pensioenleeftijd. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 3 maart 2016.