Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant, afkomstig uit Afghanistan, tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Arnhem om zijn maatschappelijke opvang te beëindigen. Appellant, die in Nederland verblijft zonder rechtmatige status, ontving tot 8 april 2013 leefgeld op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dit leefgeld werd verstrekt in afwachting van de uitkomst van een procedure om zijn ongewenstverklaring op te heffen, maar deze procedure leidde niet tot het gewenste resultaat. Op 8 april 2013 werd appellant geïnformeerd dat zijn recht op leefgeld per direct verviel, wat door het college werd onderbouwd met het koppelingsbeginsel en het ontbreken van rechtmatig verblijf.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het besluit van het college ongegrond, waarbij zij oordeelde dat de omstandigheden van appellant niet zo schrijnend waren dat het college had moeten afzien van beëindiging van de maatschappelijke opvang. Appellant voerde in hoger beroep aan dat de beëindiging in strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat het college de belangen van zijn kinderen niet had meegewogen.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de beëindiging van de maatschappelijke opvang rechtmatig was, aangezien appellant geen rechtmatig verblijf had en derhalve geen aanspraak kon maken op maatschappelijke opvang. De Raad benadrukte dat het recht op respect voor privéleven, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM, niet automatisch betekent dat de overheid verplicht is om publieke middelen te verstrekken aan personen zonder rechtmatig verblijf. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor een veroordeling van het college tot schadevergoeding.