In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Minister van Defensie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank de functiewaardering van de betrokkene, een burgerambtenaar werkzaam als Bedrijfsleider bij de Dutch Army Shop (DAS) in Duitsland, heeft herzien. De betrokkene was verantwoordelijk voor meerdere belastingvrije winkels en had zijn functie op 1 september 2006 verzocht te herwaarderen, omdat hij vond dat zijn verantwoordelijkheden waren toegenomen door reorganisaties binnen de DAS-organisatie. De rechtbank had geoordeeld dat de functie van betrokkene ten onrechte was ingedeeld in schaal 8 en deze had herzien naar schaal 9, omdat de verantwoordelijkheden niet overeenkwamen met de eerder toegekende score 2.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de rechtbank de terughoudende maatstaf voor de rechterlijke toetsing bij functiewaardering niet heeft miskend. De Raad stelt vast dat de betrokkene door de reorganisatie meer verantwoordelijkheden heeft gekregen en dat de eerdere functiewaardering niet houdbaar is. De Raad oordeelt dat de bevordering van de betrokkene naar schaal 9 met terugwerkende kracht moet plaatsvinden vanaf de datum van zijn aanvraag tot functiewaarderingsonderzoek, namelijk 7 december 2009. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze geen ingangsdatum voor de bevordering heeft vastgesteld en bepaalt deze zelf op 7 december 2009. Tevens wordt de Minister van Defensie veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene.