In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag van appellante om bijzondere bijstand voor de kosten van voedingssupplementen. De Centrale Raad heeft geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn terecht de afwijzing heeft gehandhaafd, omdat er geen medische noodzaak was voor het gebruik van de voedingssupplementen door appellante. De Raad verwijst naar een eerdere tussenuitspraak waarin het college was opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Na het indienen van aanvullende stukken door appellante en een medisch advies van arts T.C. Lebbink, concludeerde het college dat er geen bijzondere omstandigheden waren die noodzakelijke kosten van het bestaan rechtvaardigden, zoals bedoeld in artikel 35 van de Wet werk en bijstand (WWB). De Raad heeft vastgesteld dat het college op goede gronden tot deze conclusie is gekomen en dat het beroep van appellante ongegrond is. De uitspraak benadrukt het belang van medisch advies in de besluitvorming over bijzondere bijstand en de zorgvuldigheid waarmee dit advies tot stand moet komen.