ECLI:NL:CRVB:2015:845
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering bekorting administratieve loonsanctie door het Uwv na tekortkomingen in re-integratieverplichtingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een administratieve loonsanctie die aan de werkgeefster, appellante, is opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De werkgeefster had niet voldaan aan haar administratieve verplichtingen door het re-integratieverslag niet tijdig en volledig in te dienen. Belanghebbende, geboren in 1983, was sinds 2001 werkzaam als administratief medewerkster bij appellante en had zich op 1 maart 2010 ziek gemeld. Na een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA, die te laat was ingediend, heeft het Uwv de loonsanctie opgelegd omdat appellante niet aan haar re-integratieverplichtingen voldeed. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er een deugdelijke grond was voor het niet nakomen van haar verplichtingen, omdat belanghebbende volledig arbeidsongeschikt was verklaard. De Raad heeft echter geoordeeld dat de werkgeefster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij tijdig aan haar verplichtingen heeft voldaan. De verplichting om een volledig re-integratieverslag in te dienen blijft bestaan, ongeacht de arbeidsongeschiktheid van de werknemer. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin was geoordeeld dat appellante haar verplichtingen had geschonden en dat het Uwv op goede gronden de loonsanctie had opgelegd en geweigerd had deze te bekorten.