ECLI:NL:CRVB:2015:699
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor legeskosten naturalisatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, afkomstig uit voormalig Joegoslavië, had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter dekking van de legeskosten van naturalisatie, omdat hij stelde staatloos te zijn en geen nationaliteit te bezitten. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen had deze aanvraag afgewezen, omdat de kosten niet als noodzakelijk werden beschouwd. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geen specifieke omstandigheden heeft aangevoerd die de noodzaak van naturalisatie in zijn geval onderbouwen. De Raad oordeelde dat de wenselijkheid van het verkrijgen van een nationaliteit en de belemmeringen die appellant ervaart bij het reizen, niet voldoende zijn om de kosten als noodzakelijk te kwalificeren. De Raad heeft ook verwezen naar relevante verdragen, zoals het Verdrag inzake het voorkomen van staatloosheid en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, maar concludeerde dat deze geen recht op naturalisatie garanderen. De rechtbank had het beroep tegen het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.