ECLI:NL:CRVB:2015:546
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake loonsanctie en re-integratie-inspanningen in het kader van de WIA
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank het beroep van appellante tegen een besluit van het Uwv ongegrond heeft verklaard. De zaak betreft een loonsanctie vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen van appellante voor werkneemster G., die sinds 23 februari 2010 uitviel voor haar werk als directiesecretaresse door gezondheidsklachten. Appellante had bij het Uwv een deskundigenoordeel aangevraagd over de re-integratie-inspanningen, maar het Uwv concludeerde dat deze inspanningen onvoldoende waren. De rechtbank onderschreef deze conclusie en oordeelde dat appellante niet voldoende had gedaan om werkneemster te re-integreren, ondanks dat er beperkingen waren vastgesteld. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de rechtbank onvoldoende waarde heeft gehecht aan haar inspanningen en dat het Uwv ten onrechte het ziektebeeld van werkneemster heeft gevolgd. De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat appellante onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht, en dat de toekenning van een WIA-uitkering aan werkneemster niet betekent dat appellante geen re-integratie-inspanningen hoefde te verrichten. De Raad benadrukt dat de werkgever verantwoordelijk is voor de re-integratie van zieke werknemers, ongeacht de adviezen van ingeschakelde deskundigen.