ECLI:NL:CRVB:2015:4919
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens onvoldoende procesbelang en beëindiging ziekengeld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 30 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep (zaaknummer 14/3953 ZW) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellant, die zich per 18 februari 2013 ziek had gemeld, had een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) ontvangen. Het Uwv had hem een Plan van aanpak gestuurd met re-integratieverplichtingen. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv niet-ontvankelijk verklaard, omdat de appellant geen procesbelang meer had bij een vernietiging van het bestreden besluit.
In hoger beroep stelde de appellant dat hij wel procesbelang had, omdat hij volledig arbeidsongeschikt was en niet kon voldoen aan de re-integratieverplichtingen. Hij voerde ook aan dat hij een civiele procedure tegen zijn werkgever had aangespannen, wat volgens hem zijn belang bij een inhoudelijke beoordeling van de zaak onderstreepte. De Raad oordeelde echter dat de appellant geen procesbelang meer had, omdat het recht op ziekengeld per 18 maart 2014 was beëindigd en de re-integratieverplichtingen alleen golden zolang er recht op ziekengeld bestond. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er nog procesbelang bestond, en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk.
De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de voorwaarden waaronder dit kan bestaan. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 december 2015.