ECLI:NL:CRVB:2015:482
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van de minister om terug te komen van het ontslagbesluit van een ambtenaar na vrijspraak in strafrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 19 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. De appellant, een ambtenaar, was per 1 februari 2010 ontslagen door de Minister van Defensie op basis van het bezit van kinderporno. Dit ontslag volgde op een vonnis van de militaire politierechter, waarin de ontkenning van de appellant dat hij op de hoogte was van de aanwezigheid van kinderporno op zijn computer, door de minister als ongeloofwaardig werd bestempeld. Na een vrijspraak door het Gerechtshof Arnhem op 1 maart 2012, waarin het Hof oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de appellant kinderporno bezat, verzocht de appellant de minister om terug te komen van het ontslagbesluit. De minister wees dit verzoek af, omdat het Hof-arrest volgens hem geen nieuwe feiten of omstandigheden opleverde die het ontslagbesluit konden ondermijnen.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de appellant tegen de afwijzing van de minister ongegrond. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de minister het verzoek van de appellant terecht had afgewezen. De Raad oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat er sprake was van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die relevant waren voor het ontslagbesluit. De uitspraak van het Hof, hoewel vrijspraak, bood geen basis voor de minister om het ontslagbesluit te herzien, aangezien de appellant eerder had kunnen aanvoeren dat er geen kinderporno op zijn computer aanwezig was, maar dit niet had gedaan. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en het hoger beroep van de appellant werd afgewezen.