ECLI:NL:CRVB:2015:4720
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van AOW-pensioen na eerdere afwijzing; toetsing van nieuw gebleken feiten en omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, geboren in 1926 in Suriname, had eerder een AOW-pensioen van 46% van het maximale pensioen toegekend gekregen. Na een verzoek om herziening van dit besluit, dat was afgewezen, heeft zij opnieuw verzocht om terug te komen op het eerdere besluit. De rechtbank had geoordeeld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven tot herziening van het besluit. De Centrale Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de Svb bij een zorgvuldige belangenafweging het verzoek van appellante terecht had afgewezen. De Raad benadrukte dat de financiële problemen van appellante en haar beroep op internationale verdragen niet als nieuw gebleken feiten konden worden aangemerkt. De Raad verwees naar eerdere rechtspraak en concludeerde dat de ongelijke behandeling van Nederlanders in het buitenland gerechtvaardigd was. De uitspraak bevestigde dat de AOW-regeling niet in strijd was met het discriminatieverbod en dat de Svb niet in strijd met de wet had gehandeld. De Raad wees ook op de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging bij de beoordeling van dergelijke verzoeken.