ECLI:NL:CRVB:2015:4636
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.P.M. Zeijen
- L. Koper
- R.P.T. Elshoff
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar en terugvordering uitkering WAO
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die sinds september 1997 een (gedeeltelijke) uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), had bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) die haar uitkering met terugwerkende kracht verlaagden en een terugvordering van een onterecht betaald bedrag van € 19.580,20 inhielden. Tijdens de bezwaarprocedure kwamen partijen tot een minnelijke schikking, vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst, waarbij appellante haar bezwaar introk. Later ontving appellante een brief van het Uwv waarin werd medegedeeld dat zij recht had op een nabetaling van € 1.340,18, maar het bezwaar tegen deze brief werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zou zijn. De rechtbank bevestigde deze niet-ontvankelijkheid en oordeelde dat de brief van het Uwv enkel feitelijke mededelingen bevatte en niet gericht was op rechtsgevolg. In hoger beroep voerde appellante aan dat de brief van 14 augustus 2013 wel degelijk een besluit was, maar de Raad oordeelde dat deze brief slechts uitvoering gaf aan de vaststellingsovereenkomst en niet als een rechtshandeling kon worden aangemerkt. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellante met betrekking tot de naleving van de vaststellingsovereenkomst enkel een vordering bij de burgerlijke rechter kon instellen.