Uitspraak
OVERWEGINGEN
- men uit zou gaan van een levensduur van de rolstoelbus van ten minste tien jaar, te rekenen vanaf 1 december 2004;
- met de overeenkomst finale kwijting beoogd werd.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De zaak betreft de uitvoering van een vaststellingsovereenkomst die op 30 juni 2010 was gesloten tussen appellante en het college van burgemeester en wethouders van Enkhuizen. Appellante, vertegenwoordigd door haar vader, had bezwaar gemaakt tegen de uitvoering van deze overeenkomst, waarin afspraken waren gemaakt over de vergoeding van kosten voor een rolstoelbus. De Raad oordeelde dat het college op correcte wijze uitvoering had gegeven aan de vaststellingsovereenkomst. Appellante stelde dat de overeenkomst niet correct was uitgevoerd, omdat zij meende dat alle gemaakte kosten, inclusief verzekering en onderhoud, vergoed zouden worden. De Raad oordeelde echter dat de overeenkomst geen dergelijke verplichting bevatte. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het bezwaar van appellante tegen de uitvoering van de overeenkomst niet-ontvankelijk was, omdat de geschillen over de vervoerskosten voor de jaren 2006 tot en met 2009 door de vaststellingsovereenkomst waren beëindigd. De Raad bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat appellante geen procesbelang meer had bij een rechterlijk oordeel over de bestreden besluiten. De Raad concludeerde dat de uitvoeringshandelingen van het college niet als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht konden worden aangemerkt. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.