ECLI:NL:CRVB:2013:2091
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.W. Schuttel
- R.E. Bakker
- K. Wentholt
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de ongegrondverklaring van het beroep tegen besluit van het Uwv inzake loongerelateerde uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 oktober 2013 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Het Uwv had vastgesteld dat appellant na afloop van de wachttijd recht heeft op een loongerelateerde uitkering op basis van de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten, met een mate van arbeidsongeschiktheid van 53%. Appellant was het niet eens met de ongegrondverklaring door de rechtbank van zijn beroep tegen een later besluit van het Uwv, waarin de mate van arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld op 80 tot 100%.
Tijdens de zitting op 6 september 2013 heeft appellant zijn bezwaren tegen de gewijzigde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 5 juli 2012 toegelicht, waarin volgens hem onvoldoende rekening is gehouden met zijn psychische klachten. Het Uwv heeft in zijn verweer gesteld dat appellant met de nieuwe FML al het maximale heeft bereikt wat betreft de mate van arbeidsongeschiktheid en dat er geen procesbelang meer is voor het hoger beroep.
De Raad heeft vervolgens onderzocht of er voldoende procesbelang was voor een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Gezien de vaststelling dat appellant met ingang van 24 december 2008 al een loongerelateerde uitkering op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid ontvangt, concludeerde de Raad dat appellant geen procesbelang had bij het aanvechten van de FML. De Raad heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.