ECLI:NL:CRVB:2015:443
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de berekening van de aflossingscapaciteit onder de Werkloosheidswet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het bestreden besluit van de appellant vernietigd, omdat de berekening van de aflossingscapaciteit onvoldoende zorgvuldig was voorbereid. De appellant had de uitkering van betrokkene op grond van de Werkloosheidswet (WW) ingetrokken en een onverschuldigd betaalde uitkering van € 4.993,95 teruggevorderd. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het af te lossen bedrag, dat door de appellant was vastgesteld op € 202,63, terwijl zij had voorgesteld om € 60,- per maand af te lossen. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de appellant ten onrechte geen rekening heeft gehouden met fluctuerende inkomsten van betrokkene en dat de aflossingscapaciteit niet correct is berekend. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar vernietigt de opdracht aan de appellant om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De Raad stelt het aflossingsbedrag per 1 november 2012 vast op € 60,- per maand en veroordeelt de appellant in de proceskosten van betrokkene tot een bedrag van € 490,-.