ECLI:NL:CRVB:2015:4384
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Y.J. Klik
- A.M. Overbeeke
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verlaging van de toeslag op bijstandsuitkering in verband met het inkomen van een studerende zoon
In deze zaak gaat het om de verlaging van de toeslag op de bijstandsuitkering van betrokkene, die sinds 1995 bijstand ontvangt. De Centrale Raad van Beroep oordeelt over de vraag of de alimentatie die zijn zoon, L, ontvangt, als inkomen moet worden aangemerkt. Appellant, het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, heeft de toeslag verlaagd naar 10% op basis van het argument dat L kan beschikken over een inkomen dat hoger is dan het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor hoger onderwijs, zoals genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). De Raad verwijst naar eerdere uitspraken en de Memorie van Toelichting op de WWB, waarin wordt gesteld dat ouderlijke bijdragen niet op de bijstand in mindering mogen worden gebracht, omdat deze al zijn verdisconteerd in de berekening van de toelage in het kader van de Wsf 2000.
De rechtbank heeft het beroep van betrokkene gegrond verklaard en het besluit van appellant vernietigd, omdat de alimentatie niet als afzonderlijk inkomensbestanddeel mag worden aangemerkt. In hoger beroep heeft appellant zijn standpunt herhaald, maar de Raad oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de alimentatieverplichting van rechtswege wordt omgezet in een verplichting in de kosten van levensonderhoud en studie, zoals bedoeld in artikel 1:395a van het Burgerlijk Wetboek. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank, maar op andere gronden, en stelt dat appellant verder onderzoek moet doen naar de alimentatie en de hoogte van de toeslag opnieuw moet vaststellen.